"Die van Hulste zijn de dulste" (1) zegden de
mensen vroeger. En dat het niet helemaal gelogen was, bewijzen o.a. de gebeurtenissen
in oktober van het jaar 1798 . We spreken over de opstand van de eenvoudige
plattelandbewoners tegen de Franse bezetter en de slachting van tientallen
onschuldige burgers die er op volgde. De 'Boerenkrijg' is een zeer bewogen
periode uit het leven van onze voorouders. Volgens sommige geschiedschrijvers
speelde onze gemeente een voorname rol in dat gebeuren, vermits er van de
250 gemeenten die deel uitmaakten van het toenmalige "Département
de la Lys", onze huidige provincie West-Vlaanderen, er slechts 65 gemeenten
betrokken waren bij die opstand.
Reeds vanaf 1792 vielen de Franse "Carmagnolen" (republikeinse soldaten)
(2) ons land herhaaldelijk binnen, maar werden telkens weer verdreven, weliswaar
nadat ze geplunderd, gemoord en brand gesticht hadden. Onze streken werden
deelachtig aan de 'weldaden' van de Franse Revolutie onder de leuze: "Vrijheid,
Broederlijkheid, Gelijkheid". De Franse revolutie betekende het einde
van het 'Ancien Régime' in Frankrijk met al zijn hatelijke klassevoorrechten:
vijand nummer één was de adel, vijand nummer twee was de clerus.
Toch waren het alles behalve tijden van voorspoed voor onze bevolking. In
Vlaanderen kwam van de regen in de drop: van het betrekkelijk rustige maar
nog zeer onvrije 'verlicht despotisme' onder Oostenrijks bestuur van de keizer-koster
Jozef II, naar een zeer onstabiele periode van bezetting door Napoleon. Er
ontstond een hoge werkloosheid ingevolge ondermeer door de beginnende mechanisatie
van de weefgetouwen en ook door een verscherpte concurrentie met katoen, waardoor
de linnenindustrie tamelijk verzwakte. Door de slag van Fleurus op 26 juli
1794 veroverden de Fransen definitief onze streken en op 1 november 1795 werden
we eenvoudigweg bij Frankrijk ingelijfd. De Franse wetgeving en instellingen
werden alhier ingevoerd en verplichtend gemaakt. In 1794 hadden de Fransen
reeds lelijk huis gehouden in Harelbeke zodat de verschrikte bevolking op
de vlucht geslagen was. Het jaar daarop maakte de bandiet Baeckelandt, afkomstig
van Lendelede, onze strreek onveilig en verschool hij zich in de bossen ten
Noorden van onze gemeente. Ook de Fransen plunderden er lustig op los. De
plattelandsmensen "wrochten dat under gat met nen torre stond" en
verarmden nog meer. Met moeite kregen ze wat patatten en pap op tafel voor
hun kroost. Velen slaagden zelfs daar nog niet in. Het weinige dat ze bezaten
werd door de soldaten opgeëist. Onze voorouders waren zeer gelovig en
uitermate christelijk, maar de Fransen verboden de katholieke eredienst, de
leuze in de boerenkrijg was trouwens:'voor outer en heerd' (3). De priesters
werden gedwongen de eed van "Haat aan het Koningdom en trouw aan de Franse
Republiek" af te leggen. De grote massa van de geestelijkheid weigerde
en werd daarom vervolgd en gedeporteerd naar de eilanden Ré en Oléron
voor de Franse kust in de Atlantische Oceaan, een lijdensweg van over de 1000
km. Anderen werden gedeporteerd naar een Franse strafkolonie in het tropische
Guyana in Zuid-Amerika. De kerken en kapellen werden gesloten en de kerkelijke
goederen als 'zwart goed' openbaar verkocht. In België werden 9422 priesters
tot ballingschap veroordeeld en velen stierven door marteling of ontbering.
De pastoor van Hulste, Pieter Lanneau (°Avelgem 1750), alhier aangesteld
in 1796 en overleden in 1824 legde wel de eed af, maar herriep hem later.
Bij wet van 21 augustus 1796 werd Hulste nog maar eens verplicht als oorlogschatting
een bedrag van 106.050 livres belasting te betalen (Kortrijk182.830). Onze
gemeente was bij wet van 14 Fructidor jaar drie (31.08.1795) kantonhoofdplaats
benoemd en bevatte Hulste, Lendelede, Kuurne, Sint-Eloois-Winkel, Bavikhove,
Ooigem, Wielsbeke, Oostrozebeke en Sint-Baafs-Vijve. Als klap op de vuurpijl
werden bij wet van 24 september zomaar 200.000 jonge mannen verplicht om soldaat
te worden in het leger van Napoleon. De hogergenoemde rover Baekelandt was
trouwens een deserteur uit het Franse leger. Zij vochten en sneuvelden op
alle slagvelden van Europa, van Spanje tot in Rusland. Vele "Conscrits"(4)
zoals men ze noemde, weigerden gevolg te geven aan die oproep en schuilden
als opgejaagd wild in de bossen. Door die zware bijkomende belasting voor
de verarmde bevolking werden de grenzen van het draaglijke overschreden. Als
een lont in een kruitvat ontvlamde te Overmere op 12 oktober de gewapende
opstand tegen de onderdrukker. Als een door de wind aangewakkerd vuur waaide
het oproer ook over naar onze streken. Het verzet tegen de overweldiger organiseerde
zich. Onder het luiden van de stormklok trokken de moedigen ten strijde tegen
het Franse leger. Een ongelijke strijd want de 'brigands'(5) waren onervaren,
niet of slecht georganiseerd en slecht bewapend. Ten gevolge van opstootjes
in Kortrijk op zaterdag 27 oktober vertrok een compagnie Franse infanteristen
op zaterdag 28 oktober uit Brugge om de bezettingstroepen van Kortrijk te
gaan versterken. Rond de klok van negenen kwamen ze Ingelmunster voorbij.
De opstandelingen uit de omringende gemeenten, gealarmeerd door het sein van
klokkengeluid, kwamen toegesneld, gewapend met fusieken (vuurroer of geweer),
pistolen, zeisen, rieken, messen en al wat ze konden vinden. Ze overvielen
en achtervolgden de Fransen tot aan Kuurne-Frans. Een Franse ruiter ontsnapte
en verwittigde in allerijl het garnizoen te Kortrijk. De Franse commandant,
die aan het hoofd stond van 100 ruiters en 150 infanteristen snelde de in
nood verkerende troepen in Kuurne ter hulp en dreef de bende van een 200tal
brigands achteruit. Deze hergroepeerden zich te Hulste in het toenmalige Absulbos,
dat zich langs beide zijden van de Brugse Steenweg (in de buurt van Supra
Bazar) en rond de 'Hogen Doorn' tot aan de kapel van de Hogen Doorn (ongeveer
waar zich nu het station van Ingelmunster bevindt). De Fransen waren razend
en op de weg van Kortrijk tot Ingelmunster werd iedereen die ze tegenkwamen
gedood. Onder de slachtoffers waren talrijke kerkgangers die van de zondagse
eredienst terugkwamen. Ook een vreedzame huisvader met een kind aan zijn hand
werd meedogenloos neergemaaid. Tijdens de schermutselingen sneuvelden tientallen
burgers en boerenkrijgers. Sommige geschiedschrijvers, zoals Goethals-Vercruysse
(6) spreken van 87 doden. Anderen gewagen van 200 gesneuvelden, waarvan de
meesten onschuldige burgers waren. De fransen waren bevreesd om zich in het
grote Absulbos te wagen en dat was een welkome schuilplaats voor de opstandelingen
om hun doden en gekwetsten te verbergen. Het opnieuw gebouwde 'Brigand-kapelletje'
(op de hoek van de Barzestraat en de Absulstraat)- dat toen nog het 'Onze-Lieve-Vrouw
van Groeningekapelletje' heette bevond zich aan de rand van het Absulbos waar
de gekwetste boerenkrijgers verzorgd werden. In het gevecht sneuvelden volgende
Hulstenaren: Fideel Armans Kinds (de zoon van de vroegere burgemeester van
Hulste?) ; Jan Braems, gehuwd met Judoca Keirsbilck; Jacob De Meere, waarschijnlijk
afkomstig van Ingelmunster samen met Jan Kule van Hulste, beiden zwaar gewond
en overleden op 7 brumaire (28 oktober 1798), de eerste bij zijn moeder en
de tweede in het huis van Jan Vercoutere. Er was ook nog een zekere Waffelaert
uit Pittem overleden, vermoedelijk te Hulste ofwel te Kortrijk. Ook vrouwen
streden mee. Magdalena Schaede, echtgenote van Jacob De Grijze uit Hulste
werd te Kuurne gedood in een lijf-aan-lijfgevecht. Gewapend met een riek viel
ze een Franse soldaat aan. Het wapen ontglipte haar en ze werd door de soldaat
doodgeschoten. Dit feit gaf aanleiding tot het componeren en verspreiden van
een heldendicht over deze moedige vrouw. Charles en Louis, zonen van de overleden
baljuw van Hulste (waarschijnlijk François Vermeulen, in 1775 baljuw
en in 1780 vermoedelijk opgevolgd door Jean-Baptiste Mulle die ook burgemeester
werd in 1800) waren gekende en ijverige propagandisten en ronselaars van boerenkrijgers.
De Fransgezinde ex-griffier Mulle van Hulste die de officiële registers
der dienstplichtige conscrits bijhield, betaalde 10 sols per dag aan alle
jongelingen die het Franse leger vervoegden. Nog in talrijke ons omringende
dorpen werden de boerkrijgers uiteengedreven en op 5 november 1798 werd zelfs
voor het hele Leiedepartement de staat van beleg afgekondigd en bloedde de
Boerenkrijg dood. Pieter Kerckhof besluit: "Op Brigandszondag 1798 werd
de heldenmoed der heemgetrouwe Hulstenaars in bloed en traen gesmoord. Ze
verdienen in onze herinnering voort te leven".
(1) dulste: moedigste
(2) afgeleid van een strijdlied "La Carmagnole". Het werd hoofdzakelijk
gezongen als een plagerige roep of als een danslied van de pro-revolutionairen.
Het werd ook gebruikt als een beschimping van degene die de Franse revolutie
niet steunden. Een populaire straf was om hen de Carmagnole te laten zingen
en dansen. Het werd ook gebruikt bij de strijd: over de slag van Jemappes
wordt geschreven dat de sans-culotten bij het opjagen van de vijand 'La Marseillaise'
en 'La Carmagnole' zongen.
(3) Voor outer en heerd: voor altaar en haard
(4) Conscrit: dienstplichtige - zie ook artikel 'soldatenbrieven
tijdens de Napoleontische tijd'
(5) Brigand is de naam die de Fransen gaven aan de Vlaamse opstandelingen
die in de boerenkrijg tegen de Franse bezetter streden op het einde van de
18e eeuw. In de Franse taal betekent brigand gewoon struikrover.
(6) Jacques Goethals-Vercruysse 1759-1838 - Kortrijks garenfabrikant en bibliofiel,
verzamelaar en amateur-historicus die ook heel wat over slag der guldensporen
publiceerde.
Geraadpleegde bronnen:
- Franse Revolutie in Vlaanderen en in 't bijzonder te Thielt - Jos Samyn
(bij Jules Demeester-Vannieuwenhuyse Roeselare 1889)
- De Boerenkrijg in het Kortrijksche - Th. Sevens (bij Eugène Beyaert
Kortrijk 1898)
- Lijst der boerenkrijgers (Ons Heem nr XI, mededelingen Verbond voor Heemkunde
1953)
- Boerenkrijg in West-Vlaanderen - Antoon Lowyck (Hernieuwen uitgaven Roeselare
1948)
- Jan van Bakel (http://www.telebyte.nl/~janbakel/huisblad.htm#Hof)