Artikelenreeks uit Kerk en Leven Hulste-Bavikhove - 2011-2012
-1-
Brief na 67 jaar weer opgedoken
(zowel de afzender als de geadresseerde zijn nog in goede doen...)
De afzender in 1943 was de toen 17-jarige Noël Bruneel uit de Kapelstraat in Hulste. Hij was de zoon van Michel en Leonie Claerbout. De huidige 'Burgemeester Bruneellaan' is genoemd naar zijn vader Michel, die burgemeester was in Hulste van 1947 tot 1953.
De geadresseerde was de toen 19-jarige Adhemar Vandromme, zoon van Richard en Clotilde Anraed uit de Brugsestraat 176.
Het adres van bestemming luidde:
Den Heer Adhemar Vandromme
bei Schöffel
Illertissen - Bayern
Jahnstrasse 107 1/2
Deutschland
Neen, Adhemar was niet naar Duitsland getrokken voor een plezierreisje, maar als opgeëiste jongeling om er te gaan werken in plaats van de Duitsers die aan het front zaten.
Adhemar kwam er in een vlasfabriek terecht.
De dag van vertrek staat Adhemar nog goed voor de geest. Het was op woensdag 12 mei 1943. Iedere woensdag vertrok ‘onder bewaking’ een trein met opgeëiste jongemannen naar Duitsland.
En Adhemar weet nog te vertellen - dat hoorde hij achteraf - dat op die 12 mei Cyriel Wanzeele (de latere burgemeester) trouwde met Anna De Waele ... en dat tijdens de trouwmis pastoor Nicaise onpasselijk werd zodat onderpastoor Jozef Houttekier de dienst moest verderzetten ... en dat ‘s anderdaags pastoor Nicaise stierf. Dat was op 13 mei 1943.
Adhemar is maar zeven maanden in Duitsland gebleven. Door een opgezet spel dat zijn zuster op 26 november ging trouwen mocht hij voor enkele dagen naar België terug. Maar Adhemar is niet meer teruggegaan.
Hij herinnert zich de lange terugreis nog goed: drie dagen en twee nachten op de trein - van dinsdag 30 november (1943) om 5.30 u ‘s morgens tot donderdag 2 december om 15.30 u in ‘t station van Kortrijk. Het was een helse reis. De grote staties in Duitsland waren door de geallieerden platgebombardeerd. Eens zes uur lang stond een trein stil ergens te velde ... en het was weer eens zes uur wachten aan de grens.
En eens aangekomen in Hulste volgde dan een ondergedoken leven. Hij kon zich verbergen op de hofstede van zijn nonkel Jules Vandenbogaerde in de Brugsestraat, nu de hofstede van Jaques D’Halluin. Dit onderduiken duurde van december ‘43 tot aan de bevrijding in september ‘44.
Maar hoe kwam Noël Bruneel ertoe een brief te schrijven naar Adhemar in Duitsland? Het is een heel verhaal. Noël wil het zelf vertellen.
Adhemar Vandromme – Noël Bruneel
foto genomen in Duitsland – mei 1943
Huis in Illertissen (Beieren - Duitsland) waar Adhemar verbleef
-2-
In de vorige aflevering lazen we dat in 1943 de toen 17-jarige Noël Bruneel een brief schreef naar de 19 jarige Adhemar Vandromme die als opgeëiste jongere naar Duitsland moest gaan werken en vroegen we ons af hoe Noël er toe kwam om deze brief te schrijven.
We laten Noël aan het woord:
Het was tijdens WO II dat te Hulste de KAJ (Katholieke Arbeiders Jeugd) uit de startblokken schoot. De kersverse onderpastoor E.H. Jozef Houttekier, hier aangekomen in mei 1940, had enkele onverschrokken jonge kerels aangesproken die bereid waren zich voor de kar te spannen, wel bewust van de zware taak die hen te wachten stond. De eerste bijeenkomst ging door in de ‘patronagezaal’ in mei 1941. Marcel Baeye (°1922), zoon van dagbladverkoper en biervoerder Kamiel uit de Kasteelstraat aanvaardde het leiderschap, bijgestaan door Robert Vercruysse (°1924), zoon van Noë uit de Tieltsestraat, Antoon Decock (°1921), zoon van Cyriel uit de Kerkstraat en Daniel Belaen (°1923), zoon van Achiel uit de Kuurnsestraat.
De rekrutering van nieuwe kajotters verliep zeer vlot. Om de veertien dagen was er een bijeenkomst. Zang en Spel stonden op de dagorde, met nu en dan een scheutje vorming. Ondertussen waren Ahemar Vandromme (°1924), zoon van Richard uit de Brugsestraat, Henri Wanzeele (°1925), zoon van Henri uit de Ter Elstweg en Jozef Maes (°1924) zoon van Cyriel uit de Aardappelstraat het leiderskader komen aanvullen. In 1942 draaide KAJ Hulste op volle toeren. Er was al een intensieve werking. Leiders trokken naar de studieweek en kwamen vol geestdrift terug. Er werden veel huisbezoeken gedaan en nieuwe leden sloten aan.
Opeens sloeg het noodlot toe... de Duitse bezetter ging in 1943 over tot de verplichte tewerkstelling voor Duitsland of Frankrijk van jongemannen geboren in 1922, 1923 en 1924. Sommigen weigerden te gaan werken ‘in den vreemde’ en werden daardoor hun rantsoenzegels ontnomen en als voortvluchtige beschouwd. Ze doken onder bij een of andere boer en sliepen niet meer thuis.
André Titeca (°1922), zoon van André uit de Oostrozebekestraat, kajottergroepsleider, was de eerste jonge arbeider van Hulste die naar Duitsland werd gedeporteerd. Er zouden er nog volgen. Een groot fotokader werd in de patronagezaal opgehangen als levende herinnering aan onze duurbare afwezigen. Met de dag groeide hun aantal.
De materiële en morele nood door de oorlog over ons volk gebracht werd groter, zowel voor diegenen die vertrokken waren als voor degenen die alhier achtergebleven waren. De dwang, de bedreiging, het geweld en de sluwheid waarmee de Duitse bezetter tewerk ging, brachten niet alleen schrik en verwarring onder de bevolking, maar ook onnoemelijke ellende op stoffelijk en zedelijk gebied.
Aan de opgeëiste jonge arbeiders werden door de KAJ ordewoorden gegeven: Trouw blijven aan Familie, Vaderland en Kerk en dienen ten overstaan van uw werkmakkers. Durven uitkomen voor uw overtuiging, door voorbeeld, woord en daad. Marcel Baeye was naar Frankrijk vertrokken en samen met pater Roose, pater-oblaat van Waregem, poogden ze aldaar de jonge kerels bij te houden. Ondertussen was Daniel Belaen KAJ-hoofdleider van Hulste.
-3-
Voor de prille KAJ uit Hulste de moeilijkheden niet uit. Zo was Marcel Baeye naar Frankrijk vertrokken en samen met pater Roose, pater-oblaat van Waregem poogden ze aldaar de jonge kerels bij te houden. De Duitse bezetter verbood de jeugdverenigingen een uniform te dragen en in groep te stappen langs de baan.
Een nieuwe tegenslag, de hoofdleider Daniel Belaen werd opgeëist voor Duitsland, samen met nog andere kajotters: Jules Labeeuw (°1922), zoon van Jan uit het Muizelhof, Maurice Bruneel (°(1922), zoon van Remi uit de Kuurnsestraat, Leon Deganck (°1924), zoon van Charles uit de Klaverbeekdreef, Roger Devlaeminck (°1924), zoon van Aimé uit ‘De Samenkomst’ in de Brugsestraat, Roger Verheye (°1924), zoon van Adolf uit de Kuurnsestraat, Adhemar Vandromme en nog anderen. Hun bestemming was onder andere Braunschweig- Hannover.
Nieuwe leiders werden voor de wagen gespannen. Robert Vercruysse werd nu de dynamische hoofdleider en Noël Bruneel (°1926), zoon van Michel uit de Kapelstraat, hoofdman van de Jong-KAJ en verantwoordelijke voor de werking ‘arbeiders in den vreemde’.
Ieder dinsdag, na het werk, werd een schrijfavond georganiseerd. Tientallen brieven vonden hun weg naar het (toen nog) verre Duitsland. Bij de boeren en handelaars werden omhalingen gedaan en zo konden kleine pakketten, met voedsel of kleding, naar de verplicht tewerkgestelde jongemannen verstuurd worden. Vol spanning keken ze dan uit naar een antwoord. Maar weet je, de briefomslagen waren reeds door de Duitse censuurdienst geopend en terug toegeplakt met het gekende bandje waarop duidelijk stond te lezen ‘geöffnet’. Eén troost, onze jongens schreven: “Hier in Duitsland houden we ons kloek, houdt u in Hulste ook sterk en schaart u rond uw proost!”.
De briefschrijfactie kende een groot succes. Adressen van jonge opgeëisten werden met ijver verzameld. En iedere week vertrokken brieven naar Duitsland. Het lied klonk “Harde tijden gaan voorbij ... de zon gaat weer schijnen”.
In september 1944, op wat normaal Hulste-kermis moest zijn werd Hulste bevrijd.
In december 1944 gaf KAJ-Hulste haar eerste toneelvoorstelling ‘Lager 13, Zimmer 2’, een revue die een bomvolle zaal lokte. Het stuk speelde zich af in een barak bij jonge arbeiders ergens in Duitsland.
Tijdens de voorstelling passeerden dreunend en hoog machtige formaties bombardementsvliegtuigen die kort daarop dood en vernieling zouden zaaien in Duitsland, ook bij onze arbeiders aldaar. Veel verdriet werd angstig verkropt.
Eind april, begin mei 1945 kwamen de eerste gerepatrieerde arbeiders terug naar huis. Er was telkens veel volk aan het station van Kortrijk om ze te verwelkomen. Jefke Baert (°1920), zoon van Alouis uit de Kerkstraat, was de laatste van Hulste die huiswaarts kon keren. Hij werd afgehaald met muziek aan de Tramstatie van Hulste en in een grootse hulde betrokken.
-4-
De brief die Noël Bruneel op 5 augustus vanuit de patronage (later d’Arke) in Hulste naar Adhemar Vandromme in Duitsland schreef is maar één van de ca honderd die Adhemar bij zijn terugkomst meegenomen heeft en tot nu toe wist te bewaren. Gelukkig... samen zijn al deze brieven een uniek document, als het ware een reportage over wat zich in 1943 afspeelde ronde de opgeëiste jongeren en hun families.
In dit pakket bewaarde brieven steken er veertien die Daniel Belaen vanuit Hannover schreef naar Adhemar in Illertissen in Beieren. Beide Hulstenaars zaten een kleine 600 km van elkaar in Duitsland.
Daniel was de zesde uit een gezin van elf kinderen... in een tijd zonder wasmachines en droogkasten, wel met een geit voor de melk, een zwijntje in ‘t kot en eentje in de kuip en een brok grond.
Vader Achiel Belaen, ‘pikkevent’ in de kerk, was om den brode eerst zelfstandig vlasser, dan grensarbeider en later vuurstoker bij Eugène Snoeck (Kasteelstraat) en bij Omer Byttebier (Kuurnsestraat). Moeder Maria Devlaminck moest thuis keihard werken voor de hele bende, waarvan de oudste uit werken gingen en de jongste hielpen zorgen voor elkaar.
Op 14-jarige leeftijd ging Daniel werken in het vlas. Op 7 april 1943 – hij was dan 19 jaar – werd hij met nog andere weggevoerd naar Duitsland om daar te gaan werken in de fabrieken. En dit twee jaar lang van zijn jonge leven! Wij kunnen ons dit moeilijk voorstellen wat dit betekende op die leeftijd... en het was oorlog.
Van zijn zuster Antoinette, weduwe van Frans Wanzeele, en de enige overlevende van de elf kinderen Belaen, vernam ik dat vader Achiel en geen enkele van haar broers nog thuis durfden slapen uit vrees opgehaald te worden.
Toen Daniel vertrok was hij reeds Kajotter. En van de onderpastoor en proost Houttekier kreeg hij de opdracht mee daar in Duitsland een KAJ-groep uit te bouwen. Dat Daniel dat van meet af aan zeer au-sérieux genomen heeft weten wij uit wat zijn zuster Zelie reeds op 7 juni ‘43 aan Adhemar schreef:
“Daniel begint ginder in Hannover ‘Klein-Hulste’ te vormen. Met negen parochianen zitten ze daar in ‘t rond. Deze week is hij reeds bij Leon Deganck, Jules Labeeuw en Sylvain Verthé uit de beenhouwerij geweest. Daniel was zeer verwonderd Sylvain daar in Hannover aan te treffen, want voorzeker niemand wist waar hij zat”.
Daar in Duitsland heeft Daniel diepe levenservaring opgedaan en leren organiseren... en overleven.
Op 24 mei 1943 schrijft hij aan Adhemar die pas op 12 mei naar Duitsland vertrokken was:
“Ik had vernomen dat uw vader opgepakt was... ik verwachtte van u dat gij u zoudt aangeven zodat uw vader naar huis kon gaan. De laatste weken hebt ge zeker niet veel rust gehad thuis. Eindelijk heb je er je moeten bij neerleggen. Ik van mijn kant heb me aanstonds proberen aan te passen en het spijt me ook niet. Adhemar, je blijft mijn vriend al zijn we zover van elkaar verwijderd. Wij hebben in Hulste toch een flinke voorbereiding gehad. Wij zullen het onze proost moeilijk kunnen vergelden. Ik vernam dat je moedig en kalm vertrokken zijt. Proficiat jongen. Wat ik kan kan jij ook. Het is al erg genoeg voor onze thuis... nu mogen we ons hoofd niet laten hangen: zo’n afscheid is hartverscheurend. Als ik nu nog denk aan die woensdag 7 april, de dag dat ik vertrok, word ik ontroerd. Maar toch schijnt de zon".
-5-
In zijn brief van 24 mei 1943 aan Adhemar Vandromme schrijft Daniel Belaen verder:
“Adhemar, gij slaapt alleen op een kamer, in een rustig dorp (Illertissen). Maar hier slapen we met acht man op een kamer in een gevaarlijke stad (Hannover)...
Iedere morgen doe ik zoals thuis: mijn KAJ-gebed op mijn knieën voor mijn bed... maar zeg dat je de eerste dagen op je tanden moet bijten. Ik zie dat je ook een katholieke kerk gevonden hebt. Ik vraag, ik eis u bijna van uw zondagsmis een communiemis te maken. Hou je goed met die kameraad van Deerlijk. (In Illertissen waren er maar twee vlamingen, Adhemar Vandromme uit Hulste en Robert Benoit uit Deerlijk – red.)
Roger Devlaeminck (broer van André en Daniel – red.) is hier op een half uur van mij. Ik ben al in zijn logement geweest, het is geen Lager maar een kamer van drie man waaronder iemand van Bavikhove en een van Lauwe. Daniel Soenens is er van gescheiden.. Voorlopig weten we niets meer van hem.
We hebben reeds een flinke afdeling Kajotters. In onze eerste algemene vergadering waren we met 38 man, waaronder enkele Hollanders. We moesten natuurlijk vergaderen in de kerk... en zeer voorzichtig zijn, want alle bijeenkomsten van buitenlanders zijn verboden. Maar we mogen niet stilzitten. We moeten kunnen binnendringen in alle ‘Lagers’. We hebben er reeds veel bezocht. Gisteren heb ik nog op ‘Linden’ Lagers bezocht en daar Kajotters gevonden. Jules Labeeuw heb ik nog niet kunnen vinden. ‘t Is kwestie van durven en bijvoorbeeld je kenteken dragen. Hannover wordt een afdeling van Kortrijk. We hebben reeds vijftien inschrijvingen. Arthur Lefevre is ook reeds Kajotter. Een flinke jongen.
Gij, Adhemar, zit in een katholiek streek, Beieren. Hier in Hannover is slechts 5% katholiek, maar echt dan.
Je vriend Daniel
Aan Christus Koning trouw
Daniel Belaen, A.Knoevenagel
Hannover Hainholz
Besselstrasse 20 ”
In zijn brief schrijft Daniel over het gevaar bij het organiseren van vergaderingen. Wat hij nooit schreef om zijn ouders niet ongerust te maken, was dat hij tweemaal opgepakt werd en aan een kruisverhoor onderworpen. Hij heeft dit pas na zijn thuiskomst verklapt. We weten dat van zijn zuster Antoinette. Er was ook gevaar vanuit de lucht. Dat staat in menige brief.
Zo schrijft hij op 14 juni: “Zondag op maandag om 2 uur vliegersalarm met flink geschut. Verplicht kelderbezoek”.
Na de oorlog is Daniel nog eens naar het zwaargebombardeerde Hannover geweest. Tot op ‘t einde van zijn leven heeft hij er nachtmerries aan overgehouden.
Alle brieven werden door de Duitse censuur geopend en nagelezen en dan terug dichtgemaakt met een censuurstrook.
-6-
In het pakket van 101 brieven die Adhemar Vandromme in 1943 in Duitsland ontving waren er 10 van Daniel Belaen die eveneens als opgeëiste arbeider in Duitsland zat, namelijk in Hannover op ca 600 km van Illertissen waar Adhemar zat.
In zijn brief van 14 juni schrijft Daniel: De proost (red. onderpastoor Houttekier) is enkele dagen naëen bij uw ongeruste ouders geweest tot uw eerste brief kwam... Ik ben verheugd dat we alle twee naar de Mis kunnen gaan zoals thuis. Dat houdt ons samen. Gisteren, Sinksen (13 juni ‘43), was er hier gezamelijke communiemis. We waren met een 50-tal. Ook Sylvain Verthé was erbij. We hebben een zaal gevonden voor onze vergaderingen. Zij ligt dicht bij de kerk. Voor de oorlog was het een zaal van de katholieke actie. We slaan er ons door. Get. Daniel”.
We begrijpen maar al te best de ongerustheid van Adhemars ouders. Die opgeëiste arbeiders liepen groot gevaar. En ze zijn niet allemaal teruggekomen. Zo schrijft Zelie Belaen, de zus van Daniel Belaen, op 3 augustus aan Adhemar:
Uit ons gebuurte zijn er reeds drie verongelukt in den vreemde. Eerst die jongen uit de Meiboom langs de baan naar Kuurne (red. Marcel Verhulst °1924, zoon van Richard en Germaine Cottignies, een gezin uit Hulste dat in de jaren dertig naar Kuurne was getrokken).
André Buyse van aan ‘t Eetje te Bavikhove. (red. André was de zoon van Joseph en neef van Remi Buyse uit café Central).
Remis Degrande van naast onzen, dood gevonden in Frankrijk. (red. Remi was aan ‘t slijten in Frankrijk en is overleden in zijn slaap. Woonde in de Kuurnsestraat 53. Vader van Roger).
Zo is ook Michel Decaluwé (°1920), zoon van Achille en Romanie Depape uit de Aardappelstraat 10 nooit teruggekomen. Hij overleed te Kalkar in Duitsland op 7 maart 1945. Kalkar ligt tussen het Nederlandse Nijmegen en het Duitse Duisburg.
En dan die rantsoenering. De ouderen van ons weten het niet van horen zeggen alleen. Om eetwaren te kopen was het niet genoeg om geld te hebben. Er waren ook zegeltjes nodig... Zegels voor brood, voor vlees, voor bloem, voor suiker ... Natuurlijk was er ook de zwarte markt, zonder zegels maar peperduur.
Sylvain Verthé die volgens Daniel Belaen op 13 juni 1943 in Hannover vertoefde, was de zoon van beenhouwer Verthé, die woonde waar nu bakkerij Maes is (Hulstedorp 15).
Sylvain sneuvelde te Laroche op 27 december 1944 als soldaat bij het 3de regiment van de Ardeense Jagers.
-7-
Net als bij ons was er in Duitsland toen rantsoenering. Bijkomende zegels waren dan ook welkom.
In zijn brief van 5 juli '43 bedankt Daniel Belaen voor de broodzegels die Adhemar Vandromme heeft opgezonden. “We kunnen die steeds goed gebruiken, soms moeten we op jacht gaan willen we niet zonder brood vallen”. Die kwestie van de broodzegels vinden we in menig brief terug.
Ook komt tabak veel ter sprake; tabak was een ruil- of internationaal betaalmiddel. “Voor 50 gram tabak krijgen we hier zegels om 1,5 kg brood te kopen ... we worden onze kamer omvergelopen om tabak te ruilen... zegels moogt ge gerust blijven opzenden. André Titeca zal er ook opsturen”.
Maar voor welk loon werkten onze jongens dan in Duitsland? Daniel spreekt van een uurloon van 64 Pfennig . Wekelijks kan hij zo 10 Mark overhouden. Dit kan hij naar België opsturen met een officieel formulier. (100 Mark was 1.250 Bef).
Bij al die materiële beslommeringen mogen we de opdracht die Daniel meekreeg van de proost niet uit het oog verliezen. Op 17 augustus schrijft hij nogmaals duidelijk: “Ik kreeg de opdracht hier in Duitsland te starten met een ‘Cardijnploeg’, een keurploeg die op de andere kan inwerken, een ploeg die leden kan vormen”.
Dat werd gevraagd van de leden van die Cardijnploeg:
Cardijn en zijn werk te leren kennen
Een hoge opvatting te hebben van de arbeid ... arbeid geen slavendienst maar godsdienst
Het aanvaarden van een degelijke leiding
In die geest bouwen aan de toekomst (de meisjes van heden zijn de moeders van morgen)
5. Dit alles in een nieuwe KAJ-stijl: orde - tucht - voornaamheid
Daniel wist in het vervullen van zijn opdracht altijd het aangename aan het ernstige te koppelen.
“Zondag laatst beleefden we met 22 man een prachtige ontspanningsnamiddag in een prachtig bos op 14 km van hier”. Aan Christus Koning trouw, Daniel.
-8-
Heimwee en bombardementen
Bovenop de ‘Struggle for life’ kwam voor onze opgeëiste jongeren in Duitsland het niet aflatende heimwee en de dreiging uit de lucht.
Op 5 september ‘43 schrijft Daniel Belaen vanuit Hannover naar Adhemar Vandromme in Illertissen - Beieren: “Vandaag draait de zwierel en gaat de renne van Hulste..., ‘t is er kermis ... en ik 700 km, en jij 1000 km of nog meer. Hoezeer ik ook luister, ik hoor hier niets van dit kermislawaai en de leute. Maar ik heb me vandaag al tweemaal verenigd met mijn familie, vanmorgen in de Mis en vanmiddag aan tafel. Konijn met appelmoes had ik niet, maar met wat ik kon krijgen heb ik een taart gebakken . Arthur Lefevre heeft een slechte kermis. Hij heeft heel de voormiddag moeten kolen lossen... Binnenkort gaan we eens naar Daniel Soenens in Brauwschweig. Spijtig dat Illertissen zo ver is. Hou je kloek, zoekt veel verstrooiing. Ik hou me vast aan de KAJ. Binnenkort laten we hier een Hollander van 25 jaar dopen. Wat zeg je daarvan? Vele groeten van de mannen hier. Zeer genegen en trouw aan Christus Koning, Daniel”.
Sprekend is ook de brief die Roger Devlaeminck op 6 juli schreef aan Adhemar. Roger werkte in een grote weverij, “Mechanische Weberei zu Linden, Blumenauerstrasse 22 Hannover-Linden. (Red. Roger is de broer van de tweeling Daniel en André).
“... Ik ben hier reeds 7 weken en hoewel ik hier tamelijk goed ben is mijn verlangen naar het ouderlijk huis zeer groot. Nu weet ik wat het is een zorgende moeder te hebben”.
En dan licht Roger zijn gemoed in zelf gefabrikeerde verzen. Het mogen karamelleverzen zijn, ze komen van diep:
Terwijl ik hier verblijf in ‘t Heimatland,
denk ik aan u allen in ‘t Belgenland,
aan wat gij ver van mij verricht
en wat gevaar ons allen zo omringt.
Op de dag van mijn vertrek
naar die verre onbekende plek
weemoedig was mijn gemoed
zo traag en onbeholpen mijn afscheidsgroet.
Maar eens komt de dag
bestraald door een gulle lach
dat ik weerom ...
Vader Aimé Devlaeminck met zijn vijf zonen, allen bij de brandweer.
staand: Noël, Roger en Willy
zittend: Daniel, vader Aimé en André
-9-
Heimwee en bombardementen (2)
Op 6 juli ‘43 schreef Roger Devlaeminck naar Adhemar Vandromme. Beiden zaten als opgeëiste arbeider in Duitsland: Roger in Hannover-Linden en Adhemar in Illertissen (Beieren), meer dan 600 km van elkaar.
“... Ik ben hier reeds 7 weken... mijn verlangen naar thuis is zeer groot. Nu weet ik wat het is een zorgende moeder te hebben. Hier alle zondagen naar de Mis van 10 u. Dan ga ik eten en dan spelevaren tot 4 u. in de namiddag. Daarna ga ik op zoek naar de Hulstenaren. Zondag laatst hadden we onze tweede vergadering. Hier is reeds de afdeling Hannover tot stand gekomen met misschien wel 50 à 60 leden.
En zondag toekomende onze tweede communiemis waarbij we zelf de mis zullen zingen in ‘t latijn. Ook geven we een bijdrage van 20 Pfennig per maand... we zullen waarschijnlijk een zaal kunnen bemachtigen...
Met de glimlach op het gelaat
aan Christus Koning trouw
uw strijdmakker Roger”
En dan die bombardementen.
Op 7 augustus ‘43 schreef André Titeca vanuit Kassel naar Daniel over een zwaar bombardement. Zijn fabriek was totaal verwoest. Als bij wonder is André aan de dood ontsnapt. Vijf van zijn makkers zijn dood.
Op 24 september ‘43 schrijft hij vanuit zijn ouderlijke thuis (nu Oostrozebekestraat 9) naar Adhemar: “Ik ben terug thuis van Duitsland. Omdat ik gekwetst was door de bommen in Kassel ben ik mogen in ziekteverlof komen. ‘t Is vandaag de zesde week dat ik thuis ben, nu zijt gij Adhemar reeds zes maanden weg.”
En hoe was het in Hannover? Op 13 oktober schrijft Daniel aan Adhemar: “Hannover is voor 80% vernietigd... van de dertien kerken zijn er nog drie bruikbaar. Onze vergaderplaats en ook onze kerk is uitgebrand zodat we met de KAJ op straat staan. Het is hier veel erger dan in Hamburg. Roger Devlaeminck die al vroeger uitgebrand was vroeg me zijn beste groeten over te maken”.
Geen wonder dat er bij al dat gevaar sommigen dachten aan vluchten. Op 7 november schrijft Daniel aan Adhemar:: “Vanmorgen zijn er weer vijf van ons Lager gevlucht, vier Hollanders en Jules Labeeuw! God geve dat ze veilig thuis komen. Ik heb het nog niet aangedurfd... Je moet immers alles achterlaten en het blijft een gewaagd spelletje... Vandaag ben ik juist zeven maanden weg. Ons ideaal en ons Godsvertrouwen houden ons recht.
Trouw aan Christus Koning
Je vriend Daniel
(red. Jules Labeew raakte pas na de oorlog weer thuis)
-10-
Ditmaal een brief van Sylvain Bruneel aan Adhemar Vandromme
In het pakket van die 101 brieven die Adhemar Vandromme tijdens zijn verblijf als opgeëiste arbeider in Duitsland ontving staken er, naast deze die hij toegestuurd kreeg van mede opgeëisten in Duitsland, ook heel wat vanuit België. Zo de mooie brieven die hij kreeg vanuit zijn ouderlijk huis en van de familie. Dat reserveren we voor later.
Vandaag is Sylvain Bruneel aan de beurt, een kajotter van het thuisfront. Sylvain was van 1925 en viel buiten de lijst van de opgeëiste jaren 1922-1923-1924.
Sylvain was een kozijn van Noël Bruneel en woonde in 1943 met zijn ouders in de Brugsestraat 4. Het jaar daarop verhuisde dit gezin naar de ‘Samenkomst’ (Café in Brugsestraat nu nr. 70) tot zij in juli 1949 naar Kuurne trokken. Vader Odilon was broodvoerder voor de coöperatieve S.M. Het Volk. Sylvain zelf werd later politieagent te Kortrijk. Hij overleed te Kortrijk op 18 juni 2005.
Uit wat Sylvain aan Adhemar schreef komen we veel te weten over wat er hier in Hulste in 1943 gebeurde. En ook veel over de jongens in Duitsland, want die schreven ook naar hier.
Op 12 juni ‘43 ging er een eerste brief naar Adhemar: “Onze hoofdleider Daniel Belaen zit nu in Hannover. Ook daar zet hij zich in voor de KAJ, samen met een leider uit Brugge, een van Aalst en een van Mechelen. Op een eerste vergadering waren er 150 jonge arbeiders, Vlamingen en Hollanders. Hier in Hulste is Arthur Lefevre kajotter geworden. Op zondag 30 mei was er hier in Hulste, onmiddellijk na de vespers een bedevaart naar Holvoets Kapel (sluiting van de Meimaand , Red.). We trokken langs de kouter in groepen. Ik (Sylvain Bruneel), Marcel Depijper, Antoon Decock en Robert Vercruysse lezen per groep de rozenkrans voor. Aan de kapel was er eerst een bloemenhulde van de kinderen. Dan volgde de toewijding aan O.L.Vrouw, eerst van de vrouwengilde, dan van de KAJ. Vervolgens was er het appel van de kajotters in Duitsland en in Frankrijk. Tenslotte de zegening en uitdeling van kaarten met O.L.Vrouw der arbeiders in den vreemde.
Op de laatste wekelijkse vergadering voor de jong-KAJ waren er 60 aanwezigen. Er werd een oproep gedaan kameraden aan te spreken. Roger Devlaeminck is nu ook in Duitsland. Zijn adres is: Mechanische Weberei zu Linden, Blumenauerstrasse 22, Hannover Linden.
Gisterenmorgen zijn weer drie mannen naar Duitsland vertrokken, namelijk Georges Buyse (zoon van Remi uit café Central, red.), Jozef Folet, mijn kozijn uit café ‘Den Hogen Doorn’, André Vandekerckhove, die woont naast onze hoofdleider Robert Vercruysse (Tieltsestraat, de Kazeirns). André werd opgehaald, maar Georges en Jozef gingen pas na herhaalde vermaningen. Uw trouwe makker Sylvain”.
-11-
Nu een tweede brief van Sylvain Bruneel vanuit Hulste naar Adhemar Vandromme in Duitsland, geschreven op 19 augustus ‘43:
“Pas enkele dagen ben ik terug van het slijten in Frankrijk. Hier bij ons in de beweging (KAJ, red.) is alles opperbest, vooral sedert uw neef (Joris Vandromme, red.) met zijn accordeon er bij gekomen is. Joris is immer optimist. Donderdag trekken we naar de studieweek in Waregem: ik (Sylvain Bruneel, red.), Robert Vercruysse, Joris Vandromme en Marcel Noreille. Bij uw thuiskomst zult ge vinden: een flinke kern jonge elementen, toekomstbouwers en mannen zoals Cardijn het wil”.
Sylvain brengt dus Joris Vandromme, de kozijn van Adhemar, ter sprake. Joris was de zoon van Aimé en Irma Tanghe. Net als zijn vader was hij zeer muzikaal en vaardig in het maken van ‘hommels’ een eenvoudig snaarinstrument (hier in de volksmond pinette genoemd) dat plat op tafel of op schoot wordt bespeeld. Aimé wordt zelfs vermeld in het standaardwerk over volksmuziek: ‘Traditionele muziek uit Vlaanderen’ van Wim Bosmans (uitg.Het Davidsfonds -2002). Joris werd later leraar aan het VTI te Kortrijk. Hij was een begaafd en enthousiast spreker en schreef een aantal werken over de kunst van het leven, onder andere ‘Bouwstenen voor je geluk’ (uitg. Lannoo 1991).
Ook van Joris hebben we enkele brieven aan zijn kozijn Adhemar. Hier een greep uit zijn brief van 16 augustus ‘43.
“... ‘k ben nog altijd in arbeidsdienst bij Carpentier in Kuurne (vervaardigde toen elektrische onderdelen en radio’s, het latere Carad in de Harelbeeksestraat, red.)... Ik zit hier met mijn koptelefoon te luisteren naar Brussel I... Er komen steeds meer vliegers over. Wevelgem heeft het soms hard te verduren. Wij studenten zijn al eens acht dagen met schop en borstel naar Marke geweest om puin te ruimen na een bomaanval. Een tijdlang was ik alarmgever boven op ‘t platform bij Carpentier”.
Van Noel Bruneel weten we dat hij gevraagd werd door de proost om Joris binnen te loodsen in de KAJ. En dat lukte wonderwel. Dat is duidelijk te merken uit wat Joris op 16 augustus ‘43 daaromtrent aan Adhemar schreef:
“‘k Ben meegeweest met de kajotters in studieweek naar Oostakker (nationaal) en naar Waregem (provinciaal). ‘t Staat me nogal aan”.
En twee weken later, dat is dan met Hulste- kermis, schrijft hij in die zin verder: “Kozijn, ge vraagt mij hoe dat ‘t staat met de afdeling. Zeer goed denk ik ... ja, dat zal Robert Vercruysse u wel laten weten. Zondag ben ik met de jonge gasten naar de weide van Bohez (hoeve Ter Elst, red.) getrokken. Met de accordeon natuurlijk.
En nog eens veertien dagen later schrijft hij:
“Gisteren (13 september) uw brief in ‘Deutsche Sprache’ ontvangen. Ik wilde u in ‘t Duits antwoorden maar nu moet ik blokken en heb dus niet veel tijd. Nu over de KAJ. Zondag 12 september ben ik weer eens met de jong-KAJ meegetrokken. We zouden ons gildefeest op Hernieuwenburg vieren. We tramden rond 11.30 u naar Wielsbeke (de tramlijn Kortrijk-Aarsele bestond nog tot in 1950, red.). Ik werd aangesteld voor de jonge kracht-ploeg waarin 3 assen zaten van rond ‘t Peerdeken: Christiaan, Willy en Lucien. De andere mannen kende ik noch van verre noch van dichtbij. Dan kwam de D.L.O. (‘Dienst Lichamelijke opvoeding’ - ritmisch turnen op muziek, red.). Vervolgens de wijding van de nieuwe gildebanier en het aanstellen van de nieuwe KAJ-hoofdleider Noël Bruneel. Tenslotte een drietal speechen (E.H. Houttekier, E.P. Embo en Noël Bruneel). De jongens moesten drie kwartier in houding staan. Om 7 u te voet naar huis. In één uur en vijf minuten hadden we Hulste bereikt.
Aan Kristus Koning trouw - Joris”.
-12-
Brief van Daniel Soenens aan Adhemar Vandromme, beiden opgeëiste arbeiders in Duitsland
Deze keer is Daniel Soenens aan de beurt. Daniel, geboren in 1924, was de voorlaatste van de zes kinders van Alfons Soenens en Maria Verthé uit de Ginstestraat. Hij zat in Klein Stockheim bij Braunschweig.
Op 21 juni ‘43 lucht hij in een schrijven aan Adhemar eens goed zijn hart:
“Volgens ik lees in uw brief stelt gij het goed: op privaat liggen, eten genoeg en in een vlasfabriek mogen werken. Bij mij is ‘t anders, maar laat er niets van weten in Hulste, ‘t is voor u alleen. We zitten hier in een klein dorpje (Klein Stockheim) op 5 km van Braunschweig dat zelf 60 km van Hannover ligt. Wij zijn gelogeerd in een zaal van een café met een 50-tal Vlamingen en 15 Fransen zodat het verre van ‘privé’is. Voor het werk moet ik 4 km ver naar een metaalfabriek waar ik 12 uur per dag aan een draaibank moet werken wat een groot verschil uitmaakt met werken in het vlas. Het eten is goed maar veel te weinig. Adhemar, kunt ge niet aan broodzegels geraken in ruil voor tabak?
Hier kunnen we iedere zondag naar de mis wat we natuurlijk niet laten voorbijgaan. Ik ben hier bij een jongen van Lijsele geraakt die leider was van de KAJ in zijn gemeente. Zo denk ik een goede kameraad te hebben. Ik heb dan ook geschreven naar Robert Vercruysse om mij te laten inschrijven in de KAJ in Hulste. Ik en mijn kameraad zijn van plan binnenkort eens naar Hannover te reizen om daar de Hulstenaars te zien, wat mij veel deugd zal doen”.
Op 7 juli ‘43 schrijft Daniel een tweede keer aan Adhemar:
“Hoe blij was ik deze morgen een brief van u te ontvangen en hoe versteld stond ik bij het zien van de broodzegels die erbij staken. Ik moet u dan ook duizendmaal bedanken. Ik zie dat ge daarvoor 100 gram tabak gegeven hebt. Ik zal u dat zo spoedig mogelijk trachten te vergoeden... Hier heb ik iemand gevonden die mij verzekerd heeft iedere week 1,5 kg brood te bezorgen. Met mijn kameraad uit Lijsele stel ik het opperbest. Samen hebben we ons laten aansluiten bij de KAJ van Braunschweig. De leider aldaar is een kerel van rond de dertig uit Tielt. We zijn zo samen met 25 man. Maandelijks gaan we naar de communie.
Deze morgen kreeg ik ook een briefje van de proost (onderpastoor Houttekier in Hulste, red.) dat hij met volle genoegen mij aanvaard heeft in de KAJ... wat mij een kopje doet groeien.
Mijn draaibank draait dagelijks zijn toertjes. Ik verdien hier zo 90 Mark per week.
Ik werk hier samen met Polen, Fransen, Russen en Tsjechen ... soms viert de redeloosheid hoogtij.”
Tot slot nog iets uit wat Daniel op 31 juli ‘43 aan Adhemar schrijft:
“Hier moeten we af en toe in de kelder vluchten, maar toch vallen er geen bommen. ‘t Is wat anders geweest in Hannover. Volgens ik las in een brief van Roger Devlaeminck ... veel slachtoffers ... maar geen Vlamingen. Met onze Kajottersgroep gaat het opperbest. Daarin vind ik veel troost.
Met een warme handdruk,
aan Kristus Koning trouw
Daniel Soenens
-13-
In het pakket van de 101 brieven die Adhemar Vandromme in Duitsland ontving en tot op vandaag wist te bewaren, staken er welgeteld 21 van zijn vader Richard, dus geschreven tussen 12 mei en 2 december ‘43, de tijd dat Adhemar als opgeëiste arbeider in Duitsland verbleef. Dat komt op een gemiddelde van 3 brieven per maand. Daarmee was de draad met zijn ouderlijk huis niet doorgeknipt, zeker als we daarbij nog de brieven bijvoegen van zijn moeder, zijn broer Frans en zijn zuster Marie.
“Mijn beminde zoon Adhemar” is de vaste aanhef van iedere brief, met dan telkens op ‘t einde dat “kruiske van verre” of “dat God u beware”. En daartussen het dagdagelijks nieuws in de familie, in dorp en parochie en in de kleine en grote wereld van toen ... in oorlogstijd!
Maar dat alles geschreven is in een correcte stijl en zonder taalfouten ... door iemand die maar tot zijn eerste communie naar school geweest was. Bemerk wel, die ‘eerste communie’ deed men maar op zijn twaalfde... en er volgde geen ‘plechtige communie’ meer.
Vader Richard moet een van de knapste leerlingen geweest zijn van meester Cesar Horré en van meester Jean-Victor Viaene in de toenmalige gemeenteschool in de Kasteelstraat. Maar verder studeren zat er toen in 1905 niet in. Er was zelfs nog geen leerplicht in het Lager onderwijs. Gestemd juist vóór de oorlog geraakte die leerplicht maar in werking in 1919.
Op zijn twaalfde kwam Richard Vandromme terecht op de grote hofstede van Lerouge’s (later Dendauw) in de Abtsulstraat. Op zijn veertiende geraakte hij op het goede spoor, hij kon gaan werken in ‘t vlas bij de gebroeders D’heyghere in Lendelede. Daar zwingelden ze met de ‘paardemanège’. Twee muilezels die rondtoerden in de manège zorgden voor de drijfkracht.
Richard was van de klas 1912 en moest dus op zijn twintigste naar ‘t leger. Hij koos er voor om in Namen zijn legerdienst te doen, want dichtbij, namelijk in Champion, woonde zijn nonkel Henri Vandromme en kon Richard in zijn vrije tijd daar terecht.
Deze Henri Vandromme (°1871) had zich bij de loting in ‘t leger ‘vrijgeloot’ en moest dus niet naar ‘t leger. Maar toch ‘verkocht’ hij zich voor soldaat, aan de garde van Bavikhove en kreeg daarvoor 1.750 fr. om een legerdienst van drie jaar te doen in de plaats van een rijkemanszoon die er zich ‘ingeloot’ had. De garde van Hulste gaf maar 1.700 fr. en daarom ging Henri naar de garde van Bavikhove..
Dit systeem van loten, dat veel aanleiding tot misbruiken gaf werd kort vóór WO I afgeschaft. Ingevoerd in 1817 had het bijna 100 jaar meegegaan. Het werd vervangen door de algemene dienstplicht die gold tot 1990.
Na zijn driejarige legerdienst kwam nonkel Henri niet meer naar Vlaanderen. Hij trouwde met een meisje uit Wallonië en ging wonen in Champion. Hij was er kleine landbouwer, voerman en ‘marchand’ en was goed thuis in legermiddens.
Dichtbij nonkel Henri kwam Richard Vandromme, Adhemars vader in 1912 dus soldaat zijn. Hierover meer volgende keer.
-14-
Om dicht te zijn bij nonkel Henri had Richard Vandromme, Adhemars vader, gekozen voor een legerdienst in Namen en kwam terecht - dat was in 1912 - in het fort van Marchovelette. Dat was dicht bij Champion, waar nonkel Henri woonde. Richard moest 18 maanden ‘kloppen’ in plaats van 15 maanden omdat hij had ‘gekozen’.
Na zijn 18 maanden legerdienst kwam Richard naar huis. Tijdens zijn eerste kamp (na de legerdienst moesten de soldaten nog regelmatig terug naar een kamp voor enkele weken) brak de oorlog uit. Al vlug was Namen bedreigd en trok de eenheid van Richard zich stelselmatig terug tot in het Franse Le Havre. Daar werd ingescheept voor Oostende. Van Oostende ging het, deels te voet, deels per trein naar Antwerpen. Richard kwam terecht in ‘t fort ‘De Smoutbol’ in Putte Kapellen, dichtbij de Hollandse grens. Antwerpen geraakt volledig omsingeld door de Duitsers. De officieren gaven de vrijheid aan de soldaten om over te steken naar Holland dat in de Eerste Wereldoorlog neutraal was en dus niet bij de oorlog betrokken.
Eerst was Richard geïnterneerd in Oldebroek (Gelderland). Daar werden de soldaten ‘getrieerd’. Richard koos voor werk in ‘t vlas en mocht naar Appingedam (Groningen) - in ‘t uiterste Noorden van Nederland.
Na de oorlog kon hij terug naar België als soldaat en kwam terecht in Sint-Denijs-Westrem waar hij op 1 juli 1919 gedemobiliseerd geraakte.
Na de oorlog was er vanzelfsprekend niet onmiddellijk vlas. Zo is Richard eerst opruimwerk gaan doen aan ‘t front. Na korte tijd kon hij naar een vlasbedrijf in Kuurne. Voor een dag werken van halfzes ‘s morgens tot halfzeven ‘s avonds kreeg hij 3fr25.
Met wat hij daar verdiende en met wat hij uit zijn Hollandse tijd gespaard had ging Richard als zelfstandige aan het werk. Getrouwd in 1922 kocht hij reeds twee jaar later een stuk grond in de Brugsestraat; bouwde er in 1928 een schuur, in 1933 een zwingelfabriekje en in 1938 een huis.
Toen waren reeds vier van zijn vijf kinderen geboren: Maria in 1923, Adhemar in 1924, Frans in 1926 en Willy in 1936.
In het nieuwe huis (Brugsestraat 176) kwam daar nog een vijfde bij, namelijk Gabriël, geboren op 2 maart 1943. Twee maanden later moest Adhemar naar Duitsland. Vanaf zijn veertiende had Adhemar thuis meegewerkt in het vlas. Hij kon geen betere praktijkleraar hebben dan zijn vader. Ook qua algemene vorming was er voor Adhemar geen stilstand. Reeds in de lagere school had Adhemar de speciale franse les gevolgd bij meester Castelein. En na zijn lager onderwijs, gedurende twee jaar, namelijk in 1941 en 1942 zich bijgeschoold in Frans, boekhouden, vlastechniek, stoomtechniek, elektriciteit en landmeten.
Bij de diploma-uitreiking in 1943 zat Adhemar in Duitsland. Het is vader Richard die dit kostbaar document van zijn zoon is gaan in ontvangst nemen.
-15-
Adhemars brieven van thuis
Op woensdag 12 mei 1943 was Adhemar Vandromme als opgeëiste arbeider naar Duitsland vertrokken. Pas op dinsdag 25 mei, dus bijna twee weken later, ontvingen zijn ouders een eerste brief van hem en hadden dus een adres om terug te schrijven. Zonder te verletten schreef vader Richard een brief terug.
Proberen we even de gespannen sfeer in het gezin te reconstrueren. Vader Richard werd opgehaald en in Kortrijk opgesloten omdat Adhemar weigerde naar Duitsland te gaan werken. Dat kon toch zoon Adhemar zijn vader niet blijven aandoen en gaat zich op staande voet aangeven in Kortrijk, waardoor vader Richard vrijkomt. Adhemar vertrekt naar Duitsland.
De dagen die volgen zijn voor het gezin als eeuwen. Wat gebeurt er met zoonlief in het gebombardeerd Duitsland?
Eindelijk komt dan de ‘facteur’ met een verlossende brief.
Hier het antwoord van de vader:
“Beminde zoon Adhemar. Het was ons een groot genoegen een eerst schrijven van u te ontvangen. Moeder vooral heeft reeds veel zuchten gelaten. Nu ze weet dat ge bij burgers gelogeerd zijt en op den buiten is ze veel geruster. Het doet ons ook genoegen dat ge daar een kameraad hebt uit de streek (Robert Benoit uit Deerlijk, red.). Illertissen (waar Adhemar werkt in een vlasbedrijf en bij de vrouw van een soldaat op logement is, red.) kunnen we niet op de kaart vinden”.
Verder schrijft vader Richard over het lopende nieuws in Hulste, dat voor een groot deel ‘oorlogsnieuws’ is.
“Sedert uw vertrek zijn er weer twee van Hulste weggetrokken, Roger Devlaminck en Daniel Soenens. Beide zijn woensdag laatst vertrokken. Julien Kerckhof uit de ‘Belle Vue’ was in Frankrijk aan ‘t werken en is vandaar op de trein naar Duitsland gestoken. Hij moest dus vertrekken zonder eerst naar huis te kunnen komen. Ge kunt denken dat Madeleine verdriet heeft (Madeleine Vandromme, vrouw van Julien, red.)”.
Vader Richard schrijft ook over diegene die met hem opgepakt zaten in Kortrijk:
“Octaaf Cattebeke is de vrijdag nadat ge weggegaan zijt weer naar huis mogen komen. Dat was zeker omdat hij te oud was. (Octaaf Cattebeke was toen 68 jaar en was de vader van André, geboren in 1923, red.). Camiel Buyck en al de andere zitten er nog.
Gisteren zijn ze weer op ronde geweest in Kuurne... veel aanhoudingen en veel goeds in beslag genomen. In Hulste zijn ze sinds 2de Paasdag niet meer geweest. Ik moet ook schrijven dat onze pastoor overleden is (pastoor Jozef Nicaire overleden te Hulste op 13 mei 1943, na een kortstondige ziekte, red.).
Spijts alles eindigt vader Richard hoopvol: “Morgen gaat het beter”.
Vader Richard kunnen we de ‘schrijver van dienst’ noemen. Vooral ‘s zondags maakt hij daar trouw zijn werk van. Maar ook moeder, zus Maria (°1923) en broer Frans (°1927) deden hun deel en schreven zoals ze gewoon waren te spreken en ‘gebekt’ waren.
Willy (°1936) was nog te klein en Gabriël (°2 maart 1943) kon alleen nog maar kraaien. Moeder schreef zoals een moeder. Toen ze de moed had om haar eerste brief te schrijven had ze de dagen afgeteld. Op 24 juni ‘43 schreef ze:
“Mijn lieve zoon Adhemar, vandaag uw zevende brief ontvangen alsook uw portret. Het is nu zes weken en een dag dat ge vertrokken zijt en ik heb nog de moed niet gehad u een enkel woord te schrijven daar ik mijn verdriet geen meester was. Nu en dan ontsnapt mij een traan. Ik ben blij dat ge op een goede kameraad gevallen zijt (Robert Benoit uit Deerlijk, red.). Jammer dat ge niet in dezelfde ploeg werkt.
Vandaag H. Sacramentsdag, eerste dag van een oveen die hier gisteren plechtig is ingezet met een schoon sermoen en gezang ter ere van het H.Hart voor de arbeiders in den vreemde en voor de vrede. De kerk was vol volk. Zondag is de Hoogmis ook voor de arbeiders. Ge ziet dat onze onderpastoor (Jozef Houttekier, red.) veel voor zijn jongens doet. De groeten van ons allen, van peter en meter, van Gabriël uw doopkind en een kruiske van moeder.”
-16-
Uit de brieven die Adhemar Vandromme tijdens zijn gedwongen verblijf in Illertissen (Duitsland) van thuis ontving, komen we heel wat te weten over het ‘nestje’ waarin hij mocht opgroeien, een gelukkig gezin dat probeerde er het beste van te maken in oorlogstijd.
Vader Richard was een van de vele die zijn brood verdiende in het vlas. Hij runde een klein zelfstandig bedrijf in de Brugsestraat 176.
Wat hij schrijft aan zijn zoon Adhemar over zijn dagelijks werk zal menig vlaswerker van toen zeer vertrouwd overkomen. Hier enkele grepen, chronologisch gerangschikt, uit Richards brieven:
“1 juni 1943: Wij hebben het Frans vlas al geroot en vandaag beginnen turbinen.
8 juni: We hebben 2000 kgr. Hollands vlas gekregen dat redelijk goed is
18 juni : Vandaag hebben we een derde put vlas gebonden. Het was schoon droog toen het weer begon te ver slechten. Ik heb een paar man bijgehaald en om 4 uur lag het vlas op de wagen juist als het stilaan begon te regenen. Nu staat het voer schoon droog in de schuur.
25 juli: Verleden week ben ik naar het vlas gaan zien. Allemaal schoon vlas. In Ieper en Vlamertinge heb ik een goed akkoord gemaakt, maar in Wijtschate moet ik nog enkele weken wachten.
5 augustus: Hier een droeve zomer. Eind juli is het enkele dagen stikkend heet geweest. Dan is het beginnen vlagen en nu regent het iedere dag. Weldra zal de tarwe beginnen schieten... ze wordt nooit meer droog genoeg. De laatste dagen is er ook geen enkele put vlas meer kunnen gebonden worden zodat het miserie wordt aan de putten.
13 augustus: Het vlas is goed... ik heb het nog niet willen laden... het is veel te droef weer en ook de boer in Vlamertinge (Gerard Desmet, red.) moet eerst de dorsmachine gehad hebben, dan maken we weer enkele tweebanders zoals verleden jaar. Hoe zal het aflopen in Wijtschate? Ik ben er sedert enige weken niet meer geweest.
14 sept.: Verleden week heb ik het vlas van Wijtschate gaan laden te Ieper op de tram. Maandag is het (in Hulste, red.) aangekomen en voor onze kermis hebben we het mogen lossen. Dinsdag zijn we begonnen het vlas van Vlamertinge te booten, want we gaan er nog een put van rooten. Wij zijn een sterke ploeg. Ik en Raphaël (kozijn van Adhemar, red.) en dan Willy (Vandekerckhove, red.) uit ‘t Peerdeken. Al ons vlas is nu thuis en dat was de schoonste kermis. We hadden schoon vlas, vooral dat van Wijtschate.
6 okt.: Het laatste vlas is nu al gebonden aan de putten en staat op een wagen in de schuur. En nu zijn Raphaël en ik aan het zwingelen, maar dan zullen we wel verplicht zijn van eerst te booten en zaad te leveren”. Een mooie getuigenis van een fiere vlasser.
-17-
Over de pakjes van thuis
Uit de brieven die Adhemar Vandromme tijdens zijn gedwongen verblijf in Illertissen (Duitsland) van thuis ontving, komen we heel wat te weten over het ‘nestje’ waarin hij mocht opgroeien, een gelukkig gezin dat probeerde in oorlogstijd er het beste van te maken.
Zoon Adhemar, uit het gezin weggerukt, stond nog dagelijks in het centrum van de belangstelling. Voor hem deden ze wat ze konden, onder andere door het opzenden van pakjes.
Wij volgen het chronologisch
8 juni 1943
Ziehier wat we opgestuurd hebben: die oude werkschoenen, een blauwe broek, een vestje, een pakje soepkoeken, een flesje met smeerolie voor uw schoenen, uw klompen, 500 gr. tabak, wat pralines, drie dozen bruine blink.
18 juni
We zullen morgen een schoteltje uit de kuip halen en te roken hangen om op te sturen met dat beetje vlas dat ge gevraagd hebt.
24 juni
Dat pootje vlas dat ge gevraagd hebt is reeds gezwingeld en een scheutelken hangt reeds te drogen. Van Bertha (zuster van Richard, red.) hebben we een rondkant (rond kantwerk, red.) gekregen voor de vrouw waar ge op logies zijt.
25 juli
We hebben weer een pakje opgestuurd: een beetje vlas, een kantwerkje, 18 pralines, een stuk spek, een kruisbeeldeken, een schrijfboek, schrijfpapier en enveloppen, 5 pakjes cigaretten, dat kleine dictionairken en een doos met eigen gebak. Bewaar goed de tabak, die is een internationale munt geworden.
29 augustus
Uw rijwiel, is reeds opgestuurd, samen met dit van uw vriend Robert uit Deerlijk. We hebben er de banden van de nieuwe damesvelo opgelegd want al onze andere banden zijn versleten. Voor het verzenden hebben we uw gedemonteerde fiets door een timmerman in een kist laten steken. Binnen acht dagen is het kermis. We zullen uw zuster Marie aan het bakken steken.
25 september
Spijtig dat uw velo nog niet aangekomen is. ‘t Is nu hier van 7 tot 8000 fr voor een nieuwe fiets (en men werkte aan nog geen 5 fr per uur, red.)
3 oktober
Wij zijn blij dat uw velo daar op de statie is aangekomen
Dat alles uit de brieven van vader Richard.
Verwijzen we hier naar een brief van moeder van 25 juli waarin staat:
“We zouden gaarne uw beste kostuum opzenden... maar dat is te gevaarlijk. Een goed kostuum kost nu 6.000 fr”
-18-
Over mensenjacht en bommen
Dat het ook in Hulste een oorlogsituatie was is duidelijk te lezen in de brieven die Adhemar in Illertissen (D) van thuis ontving.
Wij volgen het chronologisch:
1 juni ‘43
Verleden week zijn ze weer op jacht geweest in Hulste. Ze hebben de zoon van Adolf Vandekerckhove meegenomen en ook dien zieken van Camiel Catteeuw en Charel Deganck ... De boever van Wyseurs gaat morgen zijn vader aflossen die al 8 dagen in Roeselare zit. Camiel Buyck en die andere die met mij in Kortrijk zaten zijn nog niet thuis...
8 juni
De deserteurs worden voor ‘t ogenblijk tamelijk met rust gelaten, zo is er maar nu en dan een klopjacht waar alle boeren en rijken ontsnappen.
9 juli
In Marke vielen er bij de bombardementen 9 doden, in Bissegem 2, in Kortrijk van 7 tot 10 en natuurlijk ook veel gekwetsten. De laatste tijd hebben de treinen het moeten ontgelden. Er zijn er veel in Hulste die naar Duitsland moeten, zoals beenhouwers en winkeliers, allen die nu weinig of niets te doen hebben. Natuurlijk zal er niemand vrijwillig gaan. Vlassers worden gespaard omdat er geen volk meer is om te gaan slijten.
25 juli
De veldgendarmen zijn in de nacht van maandag op dinsdag om 2u30 ons komen uit het bed trommelen.
We zegden dat ge reeds van 12 mei naar Duitsland waart. Ze wilden het niet geloven... Ze moesten eerst brieven van u zien en uw adres hebben. Dan zijn ze vertrokken met een briefomslag om deze op de Werbestelle te tonen.
13 augustus
Vandaag zijn ze weer op mensenjacht geweest en wel bij klaren dage. Twee hebben ze kunnen pakken: Gerard Debaere (kleermaker uit de Kuurnsestraat) en Briekske Maertens van de Kuurnsestraat (den boomvelder die altijd met de dorsmachine van den Boerenbond meegegaan is).
14 september
Hier is het lang zo rustig niet meer. Bijna iedere dag zien we grote kudden vliegers. In Kortrijk zijn er vele doden. Een bom is op 50 m van Marysse gevallen waar Frans (de broer van Adhemar in het tuinbouwbedrijf werkte, red.). Frans zal daardoor misschien de pijp aan Maarten geven.
19 september
Van de opgeëisten die in verlof komen is er haast niemand meer die terug naar Duitsland gaat.
In Kortrijk is er bijna iedere dag luchtalarm. De zondag vóór Hulstekermis is er hier een Duitse jager neergeschoten. Zijn machine is gevallen bij de hoeve van Camiel Declerq (nu D’Haluin) in de Kuurnsestraat en is totaal opgebrand. De vlieger heeft zich kunnen redden met zijn valscherm.
12 oktober
Er zijn hier verschillende die hun laatste vermaning gekregen hebben om naar de Werbestelle van Kortrijk te gaan. Onder andere André (Vandekerckhove) uit ‘t Peerdeken en een zoon van René Ampe. Ze zijn bedreigd met inbeslagname van al hun goederen, maar jonge lieden bezitten toch niet veel.
15 november (laatste brief die Adhemar ontvangen heeft, red.)
Nu is er een ander methode om jonge lieden te vangen. Ze wandelen gewoon in burger langs de straten en als jonge mannen aankomen worden ze hun paspoort gevraagd. Zo is verleden week de oudste zoon van Camiel Remmerie (Mielke Peetjes, red.) in Kortrijk aangehouden. Volgens sommigen zit hij reeds in Duitsland.
-19-
Faits-divers en woekerprijzen in oorlogstijd
Uit de brieven die Adhemar Vandromme tijdens zijn gedwongen verblijf in Illertissen (Duitsland) van zijn thuis ontving plukken we ditmaal enkele faits-divers en de prijzen op de zwarte markt.
Op 18 juni 1943 schreef vader Richard:
Gisterenavond hebben Duitse soldaten hier aan Wyseurs (nu populierenhof, Brugse Steenweg, red.) een auto-camionette achterhaald geladen met tabak. Twee mensen uit die auto zijn ontsnapt en gevlucht in het koren. De auto was in de gracht geraakt en enkele mannen van het hoekje die de auto hielpen uithalen hebben van de Duitse soldaten elk 2½ kg. tabak gekregen. Dat kan tellen. De tabak staat aan 500 fr. het kilo. Ik was er niet bij, ‘t was middernacht.
12 september ‘43
De tarwe geldt zowat 2.500 fr nu (25fr. per kilo). De boter is 320 fr het kilo. Er is weinig trek in ‘t lijnzaad: ze geven maar 2000 fr. de 100 kg.
3 oktober ‘43
De boter gaat nu reeds tot 350 fr. en de tarwe tot 3.000 fr. De patatten gaan van 2,5 fr tot 2,75 en deze winter zullen er zeker geen meer te koop zijn, want ze doen er alles aan om patattenbloem te maken. In het kot waar hout lag zit nu ‘een zwartje’. (Een zwijntje dat niet aangegeven was, red.)
17 oktober ‘43
Gisteren is Pol Vanassche aangehouden met auto en 300 kg. tabak. Ze hebben hem lang moeten achtervolgen en konden niet anders dan zijn banden platschieten. Ze hebben hem wat troef gegeven en meegeleid naar Kortrijk. Tegen ‘s avonds was hij weer vrij.
Verleden week was er hier een zeer vrolijke bruiloft van dat meiske van Oosterlinck’s met een manneke van Meulebeke. Ze reden er mee rond op een versierde kar. Een echt volksfeest tot de pastoor moest zeggen dat ‘t genoeg geweest was.
24 oktober ‘43
Het leven is in Hulste steeds onaangenamer:
Voor boter wordt de prijs van 400 fr. aan woekeraars betaald, graan blijft 26 à 27 fr. en een paar klompen kost nu 50 fr. (dat was het loon van anderhalvedag werken, red.)
Frans betaalde voor een licht aan zijn fiets 300 fr. en het was dan nog oorlogsfabrikaat.
Voor het ‘rooten’ heb ik 2000 fr. de put betaald en 1200 fr. als wij ze laten turbinen. Zonder turbinen kost het vlas ongeveer 0,50 fr per kilo voor het rooten alleen. Voor de oorlog kocht men daar ‘gemeen vlas’ voor.
Een blauwer uit de buurt, Dreeten uit het Peerdeken (André Vandekerckhove, red.), rijdt nu per moto. Hij komt soms aangevlogen met 30 kg. tabak. Hij zal wel eens tegen de lamp lopen.
1 november ‘43
Men vindt hier zowat overal sigarettenfabrikanten, want met werken alleen kan niemand nog bestaan.
-20-
In de brieven die Adhemar Vandromme tijdens zijn verblijf in Illertissen (Beieren in Duitsland) van zijn thuis ontving zien we hoe het er aan toegaat in een gelukkig gezin met bekommerde maar fiere ouders en soms plagende broers en zussen.
Op 1 juni ‘43 schreef vader Richard:
Acht dagen geleden ben ik naar Kortrijk geweest om in uw plaats uw diplom af te halen. Een dikke proficiat met uw 86%. Van de 60 die hun examen deden zijn er maar 30 gepasseerd. De uitreiking van de diploma’s gebeurde in de voordrachtzaal van de hogere technische school. Daar zaten alle lesgevers alsook de bijzonderste van het Vlasverbond en de heer Vanhoverbeke die mij de hand heeft gedrukt.
13 augustus ‘43
Wij zijn blij dat ge nu een soort meestergast (Vorarbeiter, red.) zijt geworden.
Adhemar was verantwoordelijk voor de droogovens inzake de temperatuur en de snelheid waarmee het vlas naar de ovens werd aangevoerd. Dit laatste gebeurde door een ploeg Russen en een ploeg Franse krijgsgevangenen.
Adhemars broer Frans was in opleiding bij tuinbouwer Marysse in Kortrijk. Fier als een gieter schrijft hij:
1 juni ‘43
‘k Heb ten naasten aan 900 tomatenplanten verkocht. En bij Marysse gaat het ‘opperbest’. ‘k Moet wel ne keer te voet van Kortrijk komen naar huis lijk vanavond, maar dat en doet niet vele.
2 september ‘43
De prei is geplant, zo een 1800 planten staan ginder achter d’hage van meters lange meers (nu hofstede Jacques D’Halluin, red.). Op ‘t werk bij Marysse gaat het onverbeterd. ‘t Is een oneindig verschil bij ‘t werken in ‘t vlas thuis. Mijn ros (fiets) loopt steger dan onze kortewagen. Sedert uw fiets waarvan ik de beste stukken van gebruikte opgezonden is naar Duitsland rij ik terug met dat oud spinnewiel.
18 okt ‘43
‘k Genere mie meest bij Marysse.
Vandaag heb ik gras afgereden met de machine. ‘t Is wat anders dan bij ‘t vlas aan die planke die altijd dezelfde beweging maakt of aan de cilinder met al dat stof. Hier eet ik appels en soms een tros druiven.
En zus Maria laat zich ook niet onbetuigd. Zij schrijft op
2 september ‘43
Zondag is het Hulste kermis (5 september, red.). Moeder heeft maandag de kermisse gedaan in Ooigem. Ze is overal bij de familie gegaan.
Broertje Willy gaat sedert gisteren (woensdag 1 september, red.) naar school. Hij zit bij meester Raphaël (Honoré, red.). Gabrielleke is nogal braaf. Vandaag is hij 6 maand oud. Frans heeft ons maandag gepaaid met zijn beloofde meloen van 2 kg. die hij van zijn madam (vrouw Marysse, red.) heeft gekregen. En moeder... die is aan ‘t koeken bakken.
18 oktober ‘43
Gisteren zondag heb ik heel de voormiddag moeten gaan naaien voor een rouw. ‘s Namiddags heb ik mijn schade ingehaald. Zondagswerk moet duurder betaald worden hé.
-21-
Op 15 november 1943 schreef vader Richard Vandromme zijn laatste brief naar zijn zoon Adhemar, opgeëiste arbeider in Illertissen ( Beieren - Duitsland).
“Beminde zoon, uw brief van 31 oktober is lang op weg geweest, wij hebben hem maar gisteren 14 november ontvangen. Volgens uw schrijven is het nog niet helemaal in orde met uw verlof...”
Dat hij mogelijks in verlof zou komen, dat had Adhemar zijn ouders reeds vroeger geschreven. Maar dat hij daarvoor een aardig plannetje aan ‘t beramen was, daar wisten ze helemaal niets van af.
Adhemar had namelijk een zelfgeschreven brief, zogezegd van zijn zuster Maria, in een omslag van thuis geschoven. In de brief stond dat zij, zijn zuster Maria, op 6 december zou trouwen en dat zij wenste dat haar broer daarbij kon zijn.
Om een lang verhaal kort te maken, het trucje van Adhemar lukte. Op donderdag 2 december ‘43 stond hij om 15u30 in het station van Kortrijk met op zak een congébrief geldig van 30 november tot 10 december.
Maar Adhemar was niet van plan naar Duitsland terug te keren. Hij wist dus dat hij na 10 december zou moeten onderduiken. Daarvoor had hij weer een ander trucje bedacht met enkele vooraf geschreven brieven die zijn kameraad Robert Benoit vanuit Illertissen kon opsturen naar Adhemars thuis als bewijs dat hun zoon naar Duitsland was teruggekeerd. En er kwamen controleurs aan wie die voorafgeschreven brieven konden getoond worden.
Het moet gezegd, eind 1943 was Duitsland fel verzwakt en duidelijk aan het verliezen. Reeds op 2 februari ‘43 moest Duitsland de overgave in Stalingrad slikken en op 3 september capituleerde bondgenoot Italië. Van daaruit is de verslapte controle op tal van zaken te begrijpen. Tot aan de bevrijding zat Adhemar tamelijk veilig op de hofstede van zijn nonkel Jules Vandenbogaerde en bij zijn peter en meter Alouis Anraed en Maria Rijckoort (nu hoeve Jacques D’Halluin, Brugsestraat 147).
Ondertussen woedde de oorlog verder.
Op zondag 26 maart ‘44 kwam het eerste groot bombardement op Kortrijk. Van 20u55 tot 21u20, dus 23 minuten lang viel er een bommenregen op de stad. Al de brandweerkorpsen uit de naburige gemeenten werden te hulp geroepen.
Op diezelfde dag 26 maart was Adhemars kameraad, Robert Benoit uit Deerlijk, eerder aangekomen in het station van Kortrijk, maar tijdig weg en dus ontsnapt.
Op 6 juni 1944 zijn de geallieerden geland in Normandië. Op vrijdag 21 juli ‘44 kwam het tweede groot bombardement op Kortrijk en dit in twee golven, eerst van 0u55 tot 13u12 en dan van 13u555 nog twintig minuten lang.
Zondag 3 september Kermiszondag Hulste in mineur. In die kermisweek is Hulste bevrijd door de Amerikanen die op donderdag 7 september en vrijdag 8 september aankwamen vanaf de Brugsebaan.
Adhemar kon vanaf dan weer vrij rondlopen in Hulste.
Maar de oorlog was nog niet gedaan. Verschillende jongemannen van Hulste, waaronder Daniel Belaen, zaten nog in Duitsland.
-22-
Vanaf 8 september 1944 - de vrijdag na Hulstekermis - kon Adhemar Vandromme zijn schuilplaats op de hoeve bij zijn nonkel Jules Vandenbogaaerde (nu Jacques d’Halluin, Brugsestraat 147) verlaten en weer als een vrij man rondlopen in Hulste.
Het zou nog duren tot eind april en begin mei ‘45 dat de andere opgeëiste arbeiders naar Hulste begonnen terug te keren. Ondertussen woedde de oorlog verder.
Op 31 oktober 1944 was heel België bevrijd, op de streek van Zeebrugge na die pas op 3 november vrij geraakte.
Maar V-bommen brachten een nieuwe dreiging. Zo viel in november ‘44 een ‘vliegende bom’ op een driewoonst in de Klein-Harelbekestraat in Hulste. Als bij wonder waren er geen gekwetsen, maar de huisjes waren onbewoonbaar.
Vooral Antwerpen kreeg het hard te verduren van die ‘vliegende bommen’. In die tijd boden ook enkele families in Hulste gastvrijheid aan jongens en meisjes uit Antwerpen.
Heel wat miserie kwam ook door het tegenoffensief van veldmaarschalk von Rundstedt in de Ardennen, begonnen op 16 december ‘44. Het was wachten tot 20 januari ‘45 op helder weer dat de vliegtuigen van de geallieerden konden opstijgen.
Op 6 maart ‘45 werd Keulen veroverd en op 17 april gaf het Duitse leger zich over in de Rurh. Op 22 april rukten de Russen Berlijn binnen en drie dagen later ontmoetten Russen en Amerikanen elkaar aan de Elbe.
In die bewogen maand april is doorheen al dat oorlogsgeweld Daniel Belaen vanuit Hannover thuisgeraakt in Hulste.
Vraag niet hoe de betrokken families hier in Hulste en elders bezorgd waren over het lot van hun opgeëisten in Duitsland. Dat kunnen we lezen in een nog bewaard gebedsprentje: “... in zoveel getroffen gezinnen worden door een moeder en vader, broeders en zusters angsten geleden. Hoe lang zal het nog duren... zien we ze ooit terug ...”
De laatste gerepatrieerde arbeider uit Hulste die kon terugkeren was Jefke Baert, zoon van Alois en Maria Braekeveldt uit de Kerkstraat. Afgehaald aan de tramstatie werd hij feestelijk gevierd.
Wanneer Jefke Baert juist teruggekeerd is hebben we niet kunnen achterhalen. Waarschijnlijk was het vóór 8 mei ‘45, het officiële einde van de oorlog.
Op 30 april ‘45 had Hitler zelfmoord gepleegd in de ruïnen van de kanselarij in Berlijn en op 5 mei hadden de Duitse troepen gecapituleerd.
Maar Japan vocht nog voort tot 2 september ‘45. Op 6 augustus was de eerste atoombom gevallen op Hiroshima en drie dagen later de tweede op Nagasaki met 40.000 doden tot gevolg.
Beseffen wij genoeg wat het betekent reeds 66 jaar hier in vredestijd te leven?
-23-
Daniel Belaen
Twee jaar van zijn jonge leven zat Daniel Belaen als opgeëiste arbeider in Duitsland, in een bedreigde stad... Hannover.
Op 7 april 1943 - hij was dan 19 jaar - was hij met nog andere Hulstenaars weggevoerd.
Toen Daniel vertrok was hij reeds kajotter. En van de onderpastoor en proost Houttekier kreeg hij de opdracht mee daar in Duitsland een KAJ-groep uit te bouwen. Van meet af aan heeft Daniel dat zeer au sérieux genomen. Datr blijkt overduidelijk uit de brieven die hij vanuit Hannover schreef.
Daniel was gevormd in de school van Cardijn. Nooit meer heeft hij het ideaal van zijn grote leermeester losgelaten.
Thuisgekomen uit Duitsland in april ‘45 kon hij aan de slag als vrijgestelde van de Gilde in Kortrijk. Iedere dag stond hij aan het station in Kortrijk om de gerepatrieerde arbeiders op te vangen en naar huis te begeleiden. Daarvoor kon hij rekenen op de hulp van de echtgenote van Albert De Clerck, de moeder van huidig minister van Justitie Stefaan De Clerck, die toen een autootje had.
Tien jaar lang, van ‘45 tot ‘55, was Daniel actief als KAJ-propagandist en stond hij dicht bij Kardinaal Cardijn.
In 1951 trouwde hij met Therese Vandoorne uit Veurne, die hij had leren kennen in de kajotterscentrale in Brussel. Met haar bracht hij zes kinderen groot.
In ‘55 was hij ACW-secretaris in Kortemark en Veurne geworden en van ‘65 tot ‘68 gecoöpteerd senator voor de CVP, waarna hij op het kabinet van minister Jos De Saeger er als secretaris-generaal van de West-Vlaamse intercommunale de West-Vlaamse autosnelwegendriehoek (A17 - A19 - A18) mede ontwierp.
Die functie bleef hij tot het einde van zijn carrière uitoefenen. Maar doorheen heel zijn loopbaan is Daniel de sociaal bewogen man gebleven, steeds bereid om vanuit evangelisch perspectief in de bres te springen voor de kleine man.
In de vroege morgen van woensdag 7 oktober 1998 is Daniel Belaen op 74-jarige leeftijd, na een kortstondige ziekte, overleden. Zijn uitvaart vond plaats op 13 oktober in de Sint-Walburgiskerk van Veurne.
Terecht mocht deken Paul Moré in zijn homilie Daniel zo typeren:
“Daniel was niet zomaar een toehoorder van het Woord maar volbrenger. Hij stond niet langs de lijn. Op het veld was zijn plaats. Zo heeft hij zich verdiept in het evangelie van de Heer Jezus dat hij als boodschap metterdaad ook in praktijk bracht: draag zorg voor de kleinen en geringen. Mens-zijn en gelovig-zijn hoorden bij Daniel samen. Godsdienstig zijn was mensdienstig zijn.
Hijzelf was een gastvrije plek. Hij bood zijn gast vriendschap aan zonder hem te binden, hij bood zijn gast vrijheid aan zonder hem los te laten.
Hij was begaan met wat er in de wereld gebeurde. Hij leefde mee met hen die in deze wereld geen naam hebben. De armen worden door hun aantal gekend, niet door hun naam. Dat is arm zijn zei hij: niet weten hoe zij heten”
Lucien Decroix